Uitleg geven
01.
Praatje, plaatje, daadje
02.
Actieve betrokkenheid
Praatje, plaatje, daadje
Het principe van "Praatje, Plaatje, Daadje" is een handige manier voor trainers en docenten om instructies en lessen effectiever te geven. Dit principe zorgt ervoor dat informatie duidelijk en begrijpelijk overkomt, wat vooral belangrijk is in sporttraining. Hier is een eenvoudige uitleg van de drie onderdelen:
1. Praatje
-
Wat is het? Dit is het verbale gedeelte van de les. Je legt uit wat je gaat doen en waarom het belangrijk is.
-
Waarom is het belangrijk? Door te praten over de oefeningen of technieken help je sporters om de context en het doel te begrijpen. Dit kan bijvoorbeeld door het uitleggen van een nieuwe vaardigheid of een oefening.
-
Voorbeeld: "Vandaag gaan we werken aan onze dribbeltechniek, omdat dit ons helpt om beter met de bal te spelen en tegenstanders te passeren."
​
2. Plaatje
-
Wat is het? Dit is het visuele gedeelte. Dit kan een demonstratie zijn, een afbeelding, of een video die laat zien hoe iets gedaan moet worden.
-
Waarom is het belangrijk? Mensen leren vaak beter als ze iets zien. Een demonstratie laat de sporters zien hoe de oefening eruit moet zien.
-
Voorbeeld: Laat een ervaren speler de dribbeltechniek zien, zodat de sporters kunnen zien hoe het er in de praktijk uitziet.
​
3. Daadje
-
Wat is het? Dit is het praktische gedeelte. Hier gaan de sporters zelf aan de slag en passen ze de uitleg en de demonstratie toe.
-
Waarom is het belangrijk? Door zelf te oefenen, kunnen sporters hun vaardigheden ontwikkelen en verbeteren. Het helpt ze om actief te leren.
-
Voorbeeld: Laat de sporters in tweetallen oefenen met dribbelen en elkaar de bal toespelen. Geef ze de ruimte om fouten te maken en te leren van hun ervaringen.
Actieve betrokkenheid
Actieve betrokkenheid betekent dat je de kinderen in je groep niet alleen laat luisteren, maar ook laat meedoen, meedenken en actief deel laat uitmaken van de les. In plaats van alleen maar uit te leggen wat ze moeten doen, laat je ze zelf nadenken, vragen stellen en ideeën delen. Dit zorgt ervoor dat kinderen zich meer betrokken voelen, beter opletten en de informatie beter onthouden.
Hoe werkt dat in de praktijk?
1. Stel Vragen: In plaats van alleen maar te vertellen, stel je vragen om de kinderen aan het denken te zetten. Bijvoorbeeld, als je uitlegt hoe je een bal moet vangen, kun je vragen: "Waarom is het belangrijk om je handen open te houden?" of "Wie kan me laten zien hoe je de bal goed vangt?" Dit zorgt ervoor dat kinderen actief nadenken over wat ze aan het doen zijn.
2. Laat ze in kleine groepjes werken: Door kinderen samen te laten werken in groepjes, leren ze van elkaar. Bijvoorbeeld, als je een spel uitlegt, kun je de kinderen in tweetallen laten oefenen voordat je het met de hele groep speelt. Ze kunnen elkaar tips geven en zo samen beter worden.
3. Gebruik beweging of actie: Bij jonge kinderen werkt het goed om dingen fysiek te laten doen. In plaats van alleen maar te vertellen wat de bedoeling is, laat je ze meteen iets proberen. Bijvoorbeeld, in plaats van uit te leggen hoe je moet dribbelen, laat je ze met een bal experimenteren terwijl jij feedback geeft.
​
Voorbeeld
Als je een les geeft over balans, kun je eerst uitleggen waarom balans belangrijk is bij sporten. Daarna kun je de kinderen zelf laten proberen door op één been te staan en te vragen wat ze voelen. Vraag hen vervolgens wat er gebeurt als ze hun armen uitstrekken of hun ogen dichtdoen. Zo denken ze actief mee en leren ze door te ervaren.
​
Waarom werkt actieve betrokkenheid?
Kinderen leren beter als ze zelf dingen ontdekken. Als ze alleen luisteren, onthouden ze minder goed wat je hebt gezegd. Door ze actief mee te laten doen, voelen ze zich meer betrokken en leren ze door te doen, denken en ervaren. Bovendien zorgt het ervoor dat ze minder snel afgeleid raken, omdat ze actief bezig zijn met de lesstof.
Tip: Zorg dat je iedereen regelmatig vragen stelt of een kans geeft om iets te doen, zodat elk kind betrokken blijft en niemand zich buitengesloten voelt.